21 februari 2024

Oekraïners vanaf dag één aan het werk

Annemieke Mack (l) en Marjan de Gruijter (r)

Het is alweer twee jaar geleden dat Rusland buurland Oekraïne binnenviel. De Russische invasie zorgde voor een grote stroom Oekraïense vluchtelingen. Ze werden in heel Europa opgevangen. Ruim 100.000 vluchtelingen vertrokken naar Nederland. De Oekraïners kregen een speciale juridische status waardoor ze zonder werkvergunning aan de slag konden. Dat lukte wonderwel. Veel Oekraïners vonden werk en dat lukte ook nog eens verrassend snel. Het staat in schril contrast met de situatie van asielzoekers en statushouders. Hun weg naar betaald werk is vaak moeizaam en lang. Hoe zijn deze verschillen te verklaren? Wat valt er van de Oekraïense casus te leren? Twee onderzoeksbureaus, Regioplan en het Verwey-Jonker Instituut, zochten het uit, met financiële steun van Instituut Gak.

Twee onderzoeken

De bevindingen van beide onderzoeken zijn recent verschenen. In december 2023 verscheen Oekraïense vluchtelingen op de arbeidsmarkt van Regioplan en in januari van dit jaar Hoe gaat het met Oekraïense vluchtelingen op de arbeidsmarkt? Ervaringen en lessen van het Verwey-Jonker Instituut. Beide onderzoeken vertrekken vanuit dezelfde vraagstelling, maar hanteren een net iets andere invalshoek en aanpak.

Marjan de Gruijter, senior onderzoeker bij het Verwey-Jonker Instituut, legt uit dat haar bureau samen met Opora Foundation een enquête hield onder Oekraïense werkenden en werkzoekenden. De ervaringen van de Oekraïners werden met behulp van focusgroepen in kaart bracht. Daarnaast zijn gemeenten, werkgevers, uitzendbureaus en intermediairs geïnterviewd. Ook keek het instituut naar de arbeidsmarktpositie van Oekraïense vluchtelingen in Duitsland, Polen en Tsjechië.

Annemieke Mack van Regioplan doet al jaren onderzoek naar integratie, migratie en diversiteit. Ze vertelt dat Regioplan samenwerkte met OpenEmbassy en zich heeft verdiept in de lessen voor asielzoekers en statushouders. In het Regioplan-onderzoek werd niet gekozen voor focusgroepen, maar voor tientallen individuele gesprekken met Oekraïners, professionals, werkgevers en beleidsadviseurs.

Door de samenwerking met Opora Foundation en OpenEmbassy, twee bureaus met een internationaal karakter, konden de Oekraïners in hun eigen taal worden geïnterviewd.

Veel vrouwen en kinderen

Dankzij de beide onderzoeken is een goed beeld ontstaan van de Oekraïners die naar Nederland zijn gekomen. De groep bestaat voor een aanzienlijk deel uit vrouwen met hun (minderjarige) kinderen. Een groot deel is middelbaar of hoger opgeleid. Van de groep die tussen de 15 en 65 jaar oud is (68.000 mensen) had medio 2023 de helft werk. Dat is opmerkelijk hoog wanneer je deze groep vergelijkt met andere groepen vluchtelingen die een asielstatus hebben gekregen en in Nederland mogen blijven. Bij de statushouders is na twee jaar slechts 12% aan het werk.

De Oekraïense vluchtelingen hebben een speciale juridische status. Ze mogen in Nederland arbeid in loondienst verrichten zonder werkvergunning. In september 2023 hebben de EU-lidstaten ingestemd met een verlenging van de tijdelijke bescherming van Oekraïense vluchtelingen tot en met 4 maart 2025. Het is nog niet bekend wat hun status na maart 2025 zal zijn.

Vanaf dag één aan het werk

Annemieke Mack legt uit dat de Oekraïners in specifieke sectoren werk hebben gevonden: “Het gaat om banen in de horeca, de schoonmaaksector, de bouw, distributiecentra of werk in de kassen. Het is werk waar geen hoog taalniveau voor nodig is. Het is eenvoudig werk dat je met handgebaren en pictogrammen goed kunt uitleggen. En soms regelen uitzendbureaus iemand die in het Oekraïens vertelt wat het werk inhoudt.” Marjan de Gruijter vult aan: “Oekraïense vluchtelingen konden moeiteloos mee in de categorie arbeidsmigranten die uit Oost-Europa naar Nederland komen om hier laaggeschoold werk te doen. Dat is een belangrijke verklaring voor de snelle en hoge participatiegraad. Voor werkgevers die dit type werk aanbieden was het een beetje ‘business as usual’.”

Lessen voor andere groepen vluchtelingen

Oekraïners die snel en makkelijk werk vinden aan de ene kant, en aan de andere kant asielzoekers en vluchtelingen uit andere landen die dat niet lukt, dat vraagt om een verklaring. De Gruijter benadrukt dat je naar de context van de twee groepen moet kijken: “Het speelveld is anders. Het is belangrijk om dat goed in beeld te brengen. Het laatste wat je wil is dat je ‘wel of niet aan het werk komen’ gaat verklaren op basis van eigenschappen van de vluchtelingenpopulatie. Dat kan natuurlijk wel een rol spelen, maar wat bepalend is geweest is dat Oekraïners vanaf dag één mochten werken. En asielzoekers mogen dat niet. Dan heb je een deel van het antwoord op de vraag waarom ze zo snel aan het werk zijn gegaan.” Annemieke Mack vult aan: “Statushouders zitten in een andere situatie. Bij die groep ligt de aandacht in het begin vooral op het leren van de taal. Die hebben een lange periode van inactiviteit, daarna is het lastig om ze weer van de bank af te krijgen. Als je direct aan het werk kunt ben je succesvoller op de arbeidsmarkt.”

Regioplan trekt in het rapport een heldere conclusie: “Mede door de positieve ervaringen rondom de snelle arbeidsmarktparticipatie van Oekraïners groeit bij veel partijen het besef dat het ook anders moet voor asielzoekers. (…) Over het algemeen zijn de professionals (…) ervoor om alle regels rondom arbeidsmarktparticipatie die gelden voor Oekraïense vluchtelingen ook toe te passen op de groep asielzoekers (…). Het gaat dan met name om de mogelijkheid om vanaf dag één na aankomst te werken.” (p. 56).

De Gruijter vult aan: “We weten inmiddels al vrij lang dat het geïsoleerd opvangen van mensen in grootschalige centra, die als het ware naast de samenleving staan, leidt tot inactiviteit en mentale problemen. Het zet mensen wat betreft participatie en integratie op een achterstand. Het is een breed gedeeld inzicht dat deelnemen aan de arbeidsmarkt helpt en dat niet deelnemen schadelijk is. We zien bij de Oekraïners dat het positief is geweest dat mensen bezig konden blijven in plaats van dagenlang in de opvang hangen. Ook al was het werk niet altijd ‘op maat’.”

De Nederlandse taal als struikelblok

Dat zoveel middelbaar en hoger opgeleide Oekraïners terecht zijn gekomen in laaggeschoolde banen heeft alles te maken met het gebrek aan kennis van de Nederlandse taal. Ook Oekraïners die redelijk goed Engels spreken zijn daar nauwelijks mee geholpen. Een hoger opgeleide Oekraïense vrouw gaf tijdens een van de focusgroep-bijeenkomsten aan dat ze in Nederland gedwongen is te solliciteren naar functies op een laag niveau: “Ondanks waardering voor mijn kwalificaties en ervaring hoor ik vaak: ‘We hebben iemand nodig die Nederlands spreekt, en dat doe jij niet’.” De Gruijter: “Voor een heel groot deel van de Nederlandse arbeidsmarkt is het spreken van Nederlands toch echt de norm. Beheersing van het Engels is mooi, maar als je de administratie van een advocatenkantoor wilt gaan doen of je wilt in een Nederlandse werkomgeving weer als fysiotherapeut aan de slag, dan eisen werkgevers dat je Nederlands spreekt.”

De Oekraïners zijn over het algemeen niet zo tevreden over het niveau van de taallessen die ze kunnen volgen. Dat vormt een groot contrast met onze oosterburen. Het Verwey-Jonker Instituut keek naar de situatie in Duitsland. Daar werkt slechts 17% van de Oekraïners. De Gruijter: “In Nederland is het een kwestie van ‘work first’, terwijl intensieve lessen in de Nederlandse taal niet grootschalig worden aangeboden. In Duitsland is dat anders en niet alleen voor Oekraïners, maar voor alle vluchtelingen. Het idee is dat vluchtelingen na het volgen van zo’n intensieve taalcursus ook echt tot de Duitse arbeidsmarkt kunnen toetreden.”

Onzekere situatie

Veel Oekraïners willen wel Nederlands leren, maar staan ook voor een dilemma. Ze zijn zich er van bewust dat het leren van de taal veel tijd en moeite zal kosten. Die investering loont alleen wanneer ze langere tijd in Nederland kunnen en willen blijven. En juist dat is voor veel Oekraïners de vraag. Een door Regioplan geïnterviewde Oekraïense respondent formuleerde het zo: “Duidelijkheid of ik in Nederland kan blijven zou me meer tijd geven en meer motivatie om de Nederlandse taal te leren.”

Annemieke Mack: “In het begin vonden ze die banen prima, ‘dan ben ik tenminste bezig’, maar hoe langer je in Nederland blijft, en je kinderen gaan hier naar school, dan ga je meer nadenken over de vraag ‘Hoe ziet mijn toekomst eruit en wat voor werk wil ik eigenlijk doen?’ Het gebrek aan een langetermijnperspectief begint ze op te breken. Ze mogen tot maart 2025 blijven, maar wat daarna gebeurt is nog onduidelijk.”

De behoefte aan duidelijkheid geldt niet alleen voor de Oekraïners, maar ook voor werkgevers en gemeenten. Mack: “Het langetermijnperspectief is belangrijk voor Oekraïners, maar ook voor andere partijen. Werkgevers vragen zich af ‘Heeft het voor mij nog zin om te investeren in Oekraïners? Kan ik ze in vaste dienst nemen of gaan ze volgend jaar toch weg?’ Ook gemeenten zitten met vragen. Is het verstandig om meer te investeren in taalcursussen en betere woonvoorzieningen?”

Niet alleen een succesverhaal

Werk biedt de Oekraïners afleiding, sociale contacten en een inkomen. Toch benadrukken de onderzoekers dat de hoge arbeidsparticipatie niet alleen een succesverhaal is. Er is meer aandacht nodig voor de duurzaamheid van het werk en de mentale gesteldheid van de vluchtelingen.

Regioplan en OpenEmbassy wijzen er in hun rapport op dat het met veel Oekraïners psychisch gezien goed gaat. Juist omdat ze een baan hebben en daardoor een dagritme. Toch is het de verwachting dat de groep met wie het niet goed gaat zal groeien, ook omdat het even kan duren voordat traumatische ervaringen zich manifesteren. Volgens de geïnterviewde professionals is het van belang om in te zetten op preventie. Ook het Verwey-Jonker Instituut besteedt aandacht aan de psychische gezondheid van de Oekraïners. Ook hier is de conclusie dat preventie nodig is en zijn er aanbevelingen, zoals “Het bieden van informatie over het Nederlandse zorgsysteem en gezond leven in de Oekraïense taal, uitbreiden van het sociale en/of educatieve aanbod, het toegankelijker maken van preventieve psychosociale interventies en het kunnen inschakelen van Oekraïens sprekende hulpverleners (…).” (p. 14).

Annemieke Mack plaatst ook kanttekeningen bij de duurzaamheid van het werk: “Het lijkt in eerste instantie een halleluja-verhaal. Heel veel Oekraïners zijn aan het werk, maar veel van hen hebben laaggeschoolde banen met weinig doorgroeimogelijkheden. Bij statushouders wordt erg gefocust op inburgering: ‘ga eerst maar inburgeren, daarna gaan we kijken naar werk’. Oekraïners hoefden niet in te burgeren, die konden gelijk aan de slag. Dan mis je dus die inburgering, en vooral het je eigen maken van de taal.”

Op een kantelpunt

De twee onderzoeken werden afgesloten met een gezamenlijke slotconferentie op 18 januari. De onderzoeksteams presenteerden hun resultaten aan de mensen uit het veld. Duidelijk werd dat er wel degelijk iets van de Oekraïense casus valt te leren. Zo is het niet alleen belangrijk om vanaf dag één na aankomst te kunnen werken, maar is het ook van belang om te investeren in taalvaardigheid, is er aandacht nodig voor de duurzaamheid van het werk en het bieden van een duidelijk langetermijnperspectief.

Tijdens de conferentie werd het de deelnemers duidelijk dat we op een kantelpunt staan. De Oekraïners in Nederland hoopten twee jaar geleden dat hun verblijf kort zou zijn. Gezien deze verwachting stelden ze weinig eisen aan het werk dat hen werd geboden. Marjan de Gruijter: “Werknemers en werkgevers zien nu in dat de oorlog voorlopig niet is afgelopen. De Oekraïners zijn zich nu aan het heroriënteren: ‘Wat ga ik de komende jaren doen? Wil ik in de vleesfabriek blijven werken of wil ik mijn oude beroep weer oppakken en wat heb ik daarvoor nodig?’ Er ontstaan nu andere wensen en verwachtingen.”

Tekst: Jaco Berveling

Links

Oekraïense vluchtelingen op de arbeidsmarkt
Hoe gaat het met Oekraïense vluchtelingen op de arbeidsmarkt? Ervaringen en lessen

Terug omhoog